Breaking-de-week-column #200
‘Ik besloot dat dit de plek was waar ik alleen moest zijn,’ noteerde Marguerite Duras. ‘Ik sloot me op, was bang, maar toen begon ik ervan te houden. Dit huis werd het huis van het schrijven. Mijn boeken komen van dit huis en van dit licht en van de tuin, waarop het licht weerkaatst in de vijver. Het heeft me twintig jaar gekost te schrijven wat ik zojuist schreef.’*
Schrijven en alleen zijn. Schrijven en een plek hebben om heen te gaan. Schrijven en het gevoel van gevaar overwinnen – alleen te zijn met zinnen die willen lopen of niet, alleen te zijn met woorden die diepte willen halen of niet. Alleen te staan tegenover een toekomst waarin gekozen wordt voor taal, ooit schrijver te worden, of niet.
Aan de overkant van het Parijse café, waar ik die avond onder de gaskachel op het terras zat, hing het portret van Marguerite Duras in de verlichte etalage. Schrijver van de korte maar meedogenloze zin, waaraan ik verslingerd zou raken. Ik keek naar haar, zij zag mij niet. Toch werd toen het besluit genomen.
Onder de ogen van Duras zou ik mijn onvoorwaardelijke liefde aan schrijven verklaren. Taal als talisman. Ik zou voor altijd in haar buurt zijn. Ik kon niet zonder haar heilige kracht en de bevrijding van een juiste zin. Duras: ‘Het komt je aanwaaien als de wind, het is naakt, het is inkt, het is schrift, en met niets anders in het leven te vergelijken.’
Als ik oud ben, zal ik wonen in het huis van mijn schijven. Ik zal elke dag in gevaar zijn en gelukkig en geen dag alleen. Maar eerst is het woord aan jou. Als dank. Als kans. Als feest. Want met deze 200ste Breaking-de-week-brief én De titel is een zinnetje bij De Bezige Bij op komst schrijven we een wedstrijd uit: schrijf mee en neem mijn plek in (meer daarover hieronder)!
— Nicole Ex
hoofdredacteur
* Marguerite Duras, Écrire, 1993